HERDENKINGSPIJP 600 JAAR GULDENSPORENSLAG 

door Aad Kleijweg

Onze zuiderburen de Vlamingen vieren elk jaar op 11 juli de herdenking van de Gulden Sporenslag. Velen zullen misschien niet meer de juiste betekenis van deze belangrijke gebeurtenis in de Vlaamse geschiedenis weten, maar als dit niet was gebeurd dan hadden de Vlamingen nu Frans gesproken. 

Het heeft wat speurwerk gekost, maar de pijpenkop hier afgebeeld draagt symbolische versieringen die er sterk aan doen denken dat ze te maken hebben met de Gulden Sporenslag die in Vlaanderen in 1302 heeft plaatsgevonden. De pijp is gemaakt door firma P. van der Want Gzn en staat afgebeeld in een catalogus nummer 1 uit het begin van de 20e eeuw. De pijp heeft een steellengte van 85 centimeter gehad. Mogelijk is de pijp in 1902 gemaakt voor het 600 jarig herdenkingsfeest van de Gulden Sporenslag. 

Beschrijving van de pijpenkop:

Het is een ovoide kop waarop de  versiering als een soort drieluik wordt weergegeven, gescheiden door ranken van eikenbladen. In het linkervlak zien we een degen met de punt omhoog met de vrijheidshoed er bovenop. In het middenvlak zien we een staande klauwende leeuw met een halsband waar een kruis aanhangt, en boven de leeuw zien we ineengeslagen handen. En in het rechtervlak zien we een kromstaf of heiligenstaf. We zien dat de steel ook was versierd met een slingerende bladrank. De pijp draagt het hielmerk de WS gekroond van de firma P. van der Want Gzn. 

Verklaring waarom ik het vermoeden heb dat deze pijp te maken heeft met het herdenkingsfeest van de Gulden Sporenslag:

De leeuw in het midden draagt namelijk een halsband met een kruis er aan. Dit komt niet vaak voor, maar in het stadswapen van Brugge draagt de leeuw ook een halsband met een kruis. Dit stadswapen hebben de Bruggelingen gekregen in 1304 van de Graaf van Vlaanderen als beloning omdat zij het grootste aandeel in de Gulden Sporenslag hadden geleverd. Een paar jaar later kreeg de leeuw ook nog een kroontje. De vrijheidshoed staat symbool voor vrede en vrijheid. Meestal wordt de vrijheidshoed gedragen op een stok of lans, mogelijk wordt met de degen aangegeven dat de vrijheid niet zomaar is verkregen, maar dat er strijd aan vooraf is gegaan. De bisschoppelijke kromstaf staat symbool voor de kerkelijk macht van de bisschop de leider van een Bisdom. Mogelijk is deze op de kop geplaatst omdat Brugge een Bisdom is. Een andere reden om de heiligenstaf op de kop af te beelden zou kunnen zijn omdat een tijdgenoot , de priester, dichter en kroniekschrijver Lodewijk van Velthem, de overwinning van de Gulden Sporenslag zag als een Godsoordeel zoals hij beschreef  in zijn Spiegel Historiael . Hij was er van overtuigd dat de overwinning van de Vlamingen het gevolg was van een goddelijke voorbeschikking. Paus Bonifacius VIII, die een gruwelijke hekel aan de Franse koning had, werd 's nachts wakker gemaakt om het goede nieuws van de uitslag van de Gulden Sporenslag te vernemen. De ineengeslagen handen staan symbool voor trouw en verbondenheid. Het Vlaamse volk was daar een goed voorbeeld van. Ze waren trouw aan hun graaf en vochten gezamenlijk tegen de Franse onderdrukkers. De eikenbladranken staan symbool voor kracht; zelfs voor de Romeinse god Jupiter was het een symbool van kracht om een kroon te dragen van gevlochten eikenblad.

 
De leeuw op de pijpenkop en in het stadswapen van Brugge

De geschiedenis: 

Het Graafschap Vlaanderen was eind 13e eeuw een welvarend gebied en voerde een eigen koers. Het was wel afhankelijk van Frankrijk, maar economisch gezien was het veel meer afhankelijk van Engeland door de wol- en lakenhandel. Belangrijke steden in de tijd waren Gent, Ieper, Kortrijk en natuurlijk de havenstad Brugge. Frankrijk begon in 1294 een oorlog tegen Engeland en de Vlamingen kozen de kant van Engeland. Dit werd bevestigd door een verdrag op 7 januari 1297. De Fransen accepteerden dit niet en vielen Vlaanderen binnen. De Vlaamse steden vielen een voor een in Franse handen. De Engelse koning zond nog hulptroepen, maar in maart 1298 trok hij ze terug ondanks het verdrag wat hij met de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre had. Koning Edward I  van Engeland sloot opnieuw vrede met Frankrijk. De afgezwakte Vlamingen ondertekenden op 6 januari 1300 een wapenstilstand met de Fransen. Het gezag van Frankrijk over Vlaanderen was hersteld. Gwijde van Dampierre, de Graaf van Vlaanderen, zijn oudste zoon en een aantal belangrijke ridders werden gevangen gezet. 


Graaf van Vlaanderen Gwijde van Dampierre

De Franse koning Filips IV stelde de Franse landvoogd Jacques de Châtillon aan om het Graafschap Vlaanderen te beheren. De Franse koning hield in mei 1301 in de Vlaamse steden een blijde intrede. Een deel van de hoge belastingen werd afgeschaft. Die afschaffing van de hoge belastingen kwam echter meer in het voordeel van de patriciërs (Fransgezinden) dan van het ambachtsvolk, de aanhangers van de graaf. Er ontstond onrust tussen de Leliaarts (Fransgezinden) en de Klauwaarts (aanhangers van de graaf). Pieter Coninck, een populaire wever uit Brugge, probeerde op te komen voor de zaak van de ambachtslieden maar werd door het stadsbestuur als oproerkraaier gezien en uit de stad verbannen. In 1302 ontstond door belastingverhogingen grote onvrede onder Klauwaarts en werden in de steden Gent en Brugge door de aanhangers van de graaf de Fransgezinden de stad uitgegooid. De landvoogd Jacques de Châtillon organiseerde een leger om deze steden weer te ontzetten. Toen dit kleine leger Brugge weer had bezet werden zij in de nacht van 18 mei 1302 massaal afgeslacht (Brugse metten) door een leger van ambachtslieden onder leiding van Pieter Coninck. De landvoogd kon op het nippertje ontkomen en vluchtte terug naar Frankrijk.


Brugse metten

Voor de aanhangers van de graaf was het nu wel duidelijk: het kon niet uitblijven dat er een gewapend treffen met de Fransen zou komen. Onder leiding van Willem van Gulik,  een kleinzoon van de graaf, en Gwijde van Namen, een zoon van de graaf, werd een leger georganiseerd dat bestond uit gewone mensen zoals ambachtslieden, boeren, poorters en enkele ridders. Dit leger werd voorral door de stad Brugge gefinancierd. In juni 1302 vertok er een Frans leger richting Vlaanderen om zich op de slachting te wreken. Het Franse leger dat uit totaal 8500 man bestond arriveerde 8 juli bij Kortrijk. Het Vlaamse leger bestond uit 9000 man waarvan maar 400 edelen te paard. Dit leger had zich buiten de stad Kortrijk opgesteld achter de Grote beek en de Groeninge beek. In de middag van 11 juli begon de aanval. Daar de ridders zelf zich wilden wreken, moest het voetleger in de aanval ruimte voor hen maken. 


Gulden Sporenslag

Dit pakte echter totaal verkeerd uit voor de Fransen. Omdat zij de beek moesten oversteken had de linker- en de rechterflank een te korte aanloop en het Vlaamse leger maakte korte metten met ze doordat zij te voet en gewapend met lange pieken en goedendags te werk ging. Even leek het er op dat de middenflank meer succes zou hebben, maar Jan van Renesse zette daar het reserveleger in. Tevens werd hier de Franse opperbevelhebber Robert II van Artois om het leven gebracht door Willem van Saeftinghe, een lekenbroeder die ook mee vocht. De Franse ridders die omgekomen waren droegen gouden sporen die na de strijd verzameld werden en dat de naam Gulden Sporenslag aan deze strijd gegeven heeft.


Stadswapen van Brugge

Door het speuren naar leeuwen met een halsband met een kruis er aan ben ik nog twee andere gemeentewapens tegengekomen waar ze op voorkomen. Namelijk de gemeentes Sintkruis en Koolkerke. Dit zijn gemeenten in de ommelanden van Brugge en zijn in 1970 geannexeerd. 

  
Gemeente wapens van Sint Kruis en Koolkerke

Klauwaarts (aanhangers van de graaf) afgeleid van de klauwen van de Vlaamse leeuw
Leliaarts (Fransgezinden) afgeleid van de Franse lelie

1a Collectie: Aad Kleijweg
1b Achterwillens  Gouda
2a Ovoide
2b Degen met vrijheidshoed, leeuw met halsband en kruis, ineengeslagen handen, kromstaf en eikenbladranken
2c -/-
2d WS gekroond
2e Ongeglaasd
2f Gebotterd
2g Geen radering rondom ketelopening
2h  
3a Slingerende bladrank
3b  
3c  
4 Vanaf 1902
5 Gouda
6 Firma P. van der Want Gzn
7  

Beschrijvingssystematiek

Voor de beschrijving wordt een uniforme systematiek gebruikt die gebaseerd is op de deductieve kenmerken van een kleipijp. Op basis van deze kenmerken worden conclusies getrokken ten aanzien van de productiedatum, productieplaats en eventuele fabrikant van het product. De toegepaste beschrijvingssystematiek is gepubliceerd in Westerheem [1] en de Pijpelogische Kring Nederland [2] en wordt inmiddels bij meerdere stadsarcheologische diensten en particulieren toegepast en ziet er als volgt uit:

Identificatie

1a.

Identificatienummer (collectie)

1b.

Vindplaats, vondstomstandigheden

Deductieve kopkenmerken

2a.

Model

Beschrijving conform de definities in [3]; kortweg komt het er op neer dat er naast de zijmerken er een vijftal modellen worden gedefinieerd: dubbelconisch, trechter, ovoide, kromkop en rondbodem.

2b.

Zijmerk links / zijmerk rechts

Beschrijving van het zijmerk aan de linkerzijde van de pijpenkop / beschrijving van het zijmerk aan de rechterzijde van de pijpenkop. De linker- en de rechterzijde van de kop is gedefinieerd zoals de roker deze aanschouwt.

2c.

Bijmerk links / bijmerk rechts

Beschrijving van het bijmerk aan de linkerzijde van de hiel / Beschrijving van het bijmerk aan de rechterzijde van de hiel.

2d.

Makersmerk.

Uitgangspunt is dat het een hielmerk op het uitstekende deel van de pijp betreft. Afwijkingen zoals ketelmerken worden expliciet vermeld. Zijmerken die uiteraard ook een makersmerk kunnen betreffen, worden beschreven onder item 2b.

2e.

Oppervlaktebehandeling

De eventuele oppervlaktebehandeling bijvoorbeeld door middel van een agaatsteen waardoor een geglaasd oppervlak ontstaat, wordt onder dit item beschreven.

2f.

Behandeling ketelopening

Onder dit item wordt de behandeling van de kopopening beschreven. Hieronder wordt verstaan het met de botter afwerken van de kopopening waardoor scherpe randen van deze opening voorkomen worden.

2g.

Afwerking ketelopening

Onder dit item wordt de afwerking van de ketelopening beschreven. Als voorbeeld kan hierbij de hele of halve radering rondom de ketelopening worden beschreven.

2h.

Overig

Overige kopeigenschappen worden onder dit item beschreven. Bijvoorbeeld als het een misbaksel betreft wordt dat hier vermeld.

Deductieve steelkenmerken

3a.

Steelversiering

De op de steel aanwezige versiering wordt onder dit item beschreven.

3b.

Oppervlaktebehandeling

De eventuele oppervlaktebehandeling van de steel wordt hier beschreven.

3c.

Overig

Overige steelkenmerken die niet onder 3a en 3b vallen, worden hier vermeld.

Conclusies op basis van deductieve kenmerken

4.

Datering

Datering die gemaakt wordt op basis van bovengenoemde deductieve kenmerken.

5.

Productiecentrum

Productiecentrum op basis van bovengenoemde deductieve kenmerken.

6.

Pijpenmaker

Mogelijke pijpenmaker/atelier op basis van bovengenoemde deductieve kenmerken.

Overig

7.

Literatuur

Een verwijzing naar soortgelijke producten uit de literatuur wordt onder dit item gemaakt.

 

Literatuur

[1]        Oostveen, J. van en A. van Oostveen-Bonnema, 2001. Kleipijpen; een statistische analyse. In: Westerheem, 50ste jaargang, nummer 1, p. 13-27.

[2]            Oostveen, J. van en A. van Oostveen, 2000. Oproep tot een nationale inventarisatie. In: Pijpelogische Kring Nederland, 22ste jaargang, nummer 88, p. 1192-1195.

[3]        Duco, D.H., 1987. De Nederlandse kleipijp; handboek voor dateren en determineren. Leiden.